Windturbines
Op 1 januari 2011 is afdeling 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer in werking getreden. In deze afdeling zijn nieuwe normen opgenomen tegen geluidhinder vanwege windturbines. Voor zowel bestaande als nieuwe windturbines geldt dat deze op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen) en op de grens van geluidsgevoelige terreinen (zoals woonwagenstandplaatsen) maximaal een geluidsbelasting mogen veroorzaken van 47 dB (gemiddelde over een periode van een jaar) en 41 dB (nachtgemiddelde over een heel jaar).
Bij de totstandkoming van deze nieuwe regels heeft de toenmalige staatssecretaris van milieu toegezegd dat zou worden onderzocht of er een saneringsoperatie voor hinder vanwege bestaande windturbines mogelijk zou zijn. Dit onderzoek is door het RIVM uitgevoerd, waarna de staatssecretaris in 2014 heeft toegezegd een geluidsanering uit te werken.
Deze geluidsanering is uitgewerkt in de “Beleidsregels tegemoetkoming geluidsanering windturbines”. Het doel van deze beleidsregels is een tegemoetkoming aan omwonenden van windturbines die vóór 2011 al een geluidsbelasting (Lden) ondervonden vanwege die windturbines van meer dan 47 dB. De tegemoetkoming (geluidsanering) bestaat uit het onderzoeken van de geluidsbelasting binnen in de woning en indien nodig, het treffen van geluidwerende maatregelen aan de gevel tot een maximaal geluidsbelasting binnen de woning van 30 dB, waarbij de maatregelen een minimaal effect moeten hebben van 3 dB.

De tekst van de “Beleidsregels tegemoetkoming geluidsanering windturbines” kunt u hier vinden.